Proefsleuven
Bij een proefsleuvenonderzoek worden met een graafmachine sleuven gegraven tot op de diepte waar archeologische waarden te verwachten zijn. De sleuven hebben doorgaans een breedte van 2 tot 4 meter en een lengte van enkele tientallen meters. Archeologische grondsporen die aan het licht komen worden ingemeten en gefotografeerd. Tevens worden monsters genomen om tot een datering en waardebepaling van de vindplaats te komen. Archeologisch vondstmateriaal, zoals aardewerk en bewerkt vuursteen, wordt systematisch verzameld. Het is ook mogelijk dat er bij een proefsleuvenonderzoek geen archeologische waarden worden aangetroffen.
Na afronding van het veldwerk wordt een rapportage opgesteld. De resultaten worden beschreven en een waardeoordeel wordt gegeven aan de vindplaats. Op basis van dit rapport besluit het bevoegd gezag of de vindplaats vrijgegeven wordt, of behouden moet blijven. Behoud kan "in de grond" (in-situ), door planaanpassing, of door opgraving (ex-situ).