Wat schaft de pot?
Eten met pit
Tegenwoordig is de keuze reuze wat het aanbod van voedsel betreft. Vroeger was men vooral afhankelijk van het aanbod in de verschillende seizoenen en at men vooral lokaal geteeld voedsel. Dat dit niet altijd eenzijdig was bewijzen vondsten, gedaan bij archeologisch onderzoek in de haven van Harderwijk. Hier zijn resten gevonden van één of meerdere maaltijden uit het midden van de 17e eeuw. Het gaat om pitten van appel, zoete en zure kers en verschillende soorten pruim. Ook zijn resten gevonden van walnoot en hazelnoot.
Aanvulling op de maaltijd
Fruit stond in de 17e eeuw in medisch opzicht nog bekend als ongezond; ‘Deghene die ghesont bliven wylt en sal ghemeynlijck niet veel fruyten noch wermoesen eten’. Ondanks deze voedingsregels lieten de bewoners zich de vruchten blijkbaar goed smaken. Omdat het om seizoensproducten ging werd het fruit vaak gedroogd of ingemaakt als jam, moes, gelei, marmelade of siroop. Populair in de 17e eeuw was de krieckemoes. Een moes gemaakt van kersen en allerlei specerijen. Daarnaast werden noten als walnoot en hazelnoot en fruit als appels, pruimen en kersen ook gekonfijt. Hierbij werden de noten of vruchten ingelegd in suiker of honing waardoor de houdbaarheid aanzienlijk werd verlengd en deze ook nog in andere jaargetijden konden worden gegeten. Het was een smaakvolle aanvulling op de maaltijd. De noten en vruchten groeiden waarschijnlijk in de stad aan bomen en struiken in de achtertuin of in de nabijheid van de stad.
Afrodisiacum
Naast het aanbod aan fruit en noten at men in Harderwijk natuurlijk ook vis. Naast een kleine hoeveelheid visgraat zijn ook resten van andere zeedieren gevonden bij het archeologische onderzoek. Onder meer de (gewone) paardenmossel, kokkel en (platte) oester.
Het aantreffen van visresten in Harderwijk is niet vreemd. Al in de middeleeuwen is de visvangst een belangrijke inkomsten- en voedingsbron voor de bewoners van deze havenstad. Het verhandelen en consumeren van oesters uit onder meer de Waddenzee is al bekend uit de Late Middeleeuwen en is in de 17e eeuw erg populair, vooral als afrodisiacum zoals een bekend schilderij uit de 17e eeuw van Jan Steen laat zien..
Kweek
De mosselvangst is tot de 19e eeuw nog van ondergeschikt belang maar neemt in de late 19e eeuw sterk toe. Hiertoe worden dan ook banken aangelegd voor de kweek hiervan. Omdat de visserij tot begin van de 20ste eeuw nog aan weinig regels zijn gebonden sterven veel soorten uit, zoals onder meer de oester. Alleen op speciaal daarvoor aangelegde banken, zoals in Zeeland, worden nog oesters gekweekt. Of de kokkels ook zijn gegeten is niet duidelijk. Deze kunnen als ‘bijvangst’ tussen het materiaal terecht zijn gekomen.
Zo zie je maar dat men niet alleen heden ten dage een ruime keuze heeft aan verschillende smaken, maar dat men 300 jaar geleden ook wel wist hoe de maaltijd aantrekkelijk gemaakt kon worden.
Afbeelding van Het oestereetstertje, een schilderij van Jan Steen (1658-1660).
(bron: www.mauritshuis.nl.)
Tekst: Peter Wemerman, oktober 2018